In de 50-er jaren van de vorige eeuw was er een nieuwe generatie kunstenaars opgestaan die met radicale en vernieuwende materialen en media werkten. De positieve energie waarmee ze werkten spat af van de tentoonstelling Let us explore the stars in het Stedelijk. ZERO stond voor nieuwe mogelijkheden en een nieuw begin, en was een reactie op de grimmigheid van WOII. Gedurende mijn schilderleven heb ik al veel ademloze ontmoetingen gekend met de azuurblauwe en gouden monochromen van Yves Klein, de noten, eieren, messneden en stukjes glas van Fontana, de piemels van Yayoi Kusuma en met de platen met gaten van Armando, de highlights zeg maar. Schoonhoven vond ik nooit wat aan, maar hem naast de witte doeken van Fontana zien hangen doet iets met het werk, of in ieder geval mijn begrip ervan.
It all made sense to me toen ik de gestapelde bierkratten van Jan Hendrikse zag hangen tegenover de diepvrieskast met ijs van Henk Peters die stond naast een wandsculptuur gemaakt van rijen plastic zakjes gevuld met water. Of een stuk of de zeven ratelende geluidssculpturen van Tinguely naast een fragiel mobiel van Jesús Rafael Soto, (Vibration noir et verte, 1966) dat bijna als van zijde gemaakt (zoals de stof) trage, zachte bewegingen maakt met daar tegenover weer een metersgroot wandbedekkend werk ook van Soto (Relation Noire, Bleue et Argentée, 1965-1969) waarvan rechthoekige blauwe vakjes als een soort schubben werken, die door lichtval van kleur veranderd als je er langsloopt en een soort gezichtsbedrog veroorzaakt. De naam alleen al die Tinguely aan zijn werk gaf: Mijn sterren – Concert voor zeven schilderijen. Beeld en geluid hebben hier een gelijkwaardige functie, en niet slechts een ondersteunende zoals dat nu zo vaak het geval is.
Licht, beweging, water, geluid, ruimte en snelheid, daar ging het om. Ik zag condens in transparante kubussen en een witte rechthoek waar speren in geschoten waren door. De vindingrijkheid en frisheid waarmee er gegrepen werd naar multimediale vormentaal is inspirerend te noemen voor mijn onderzoek. Tinguely liet al tientallen jaren geleden de poëzie van geluid, sculptuur en humor. Er leek geen einde te komen aan de veelzijdigheid en de inzet van vaak alledaagse objecten of readymades, waarmee er tot nieuwe beelden gekomen werd. Was het Duchamp en zijn Dada-vrienden te doen om de wereld en de betekenis van de kunst aan de kaak te stellen door het inzetten van dergelijke readymades en nihilistische ingrepen, zo wordt hier juist een optimisme tentoongespreid en gezocht naar een nieuwe betekenis van beeld dmv sublimatie van natuurkundige elementen. Wat me raakte was dat de expositie een gemak tentoonspreid. Dat de kunst geloofde in een wereld die zoveel mooie elementen van zichzelf heeft, en dat je daar niet te moeilijk mee hoeft te doen. Zo’n lekkere frisse wind wens ik het grafisch ontwerp binnen de media toe, ipv de formats waar het al jaren mee dichtgemetseld wordt.
De video’s varieerden van puur documentair naar kunstzinnig. Meer dan de ruimtelijke objecten deden ze gedateerd aan, maar gaven daardoor een goed beeld van de tijd en mentaliteit waarin ZERO zich manifesteerden en waren in die zin wel een goede aanvulling.
Een paar weken later, bij de afsluiting van de expositie, werd er een opera ten beste gegeven waarin muziek, tekst en beeld tot een gesammtkunstwerk wilde komen.