VPRO – Weeshuis van de Nederlandse muziek IV – presentatie David Dramm

In de uitzending Weeshuis van de Nederlandse muziek, door de VPRO, Live uit Splendor in Amsterdam op Radio 4 uitgezonden, worden de partituren van drie componisten bestudeert waarvan twee een niet-conventionele notatie hebben.  De stukken zijn van de hand van Willem Breuker, Louis Andriessen en Rob du Bois. (Leuk om te weten dat de laatste twee ooit in dienst waren van Breuker als pianist maar nu vooral bekend zijn als componist.)
Wanneer het filmpje de analyse van een van de partituren laat zien Dramm zegt: ‘Laten we eerst afspreken wat de symbolen zijn’. Dit onthuld onmiddellijk wat we kunnen van de partituren kunnen verwachten, nl dat deze op onconventionele wijze is geschreven.

 

Willem Breuker, Reisefieber

Een dromerig stuk, op basis van een recht-toe-recht-aanpartituur. Breuker was een inspirator voor veel improvisatiecomponisten waaronder Andriessen en du Bois.

Rob du Bois, Heliotroop

Het tweede stuk muziek wat we horen is dat van Rob du Bois, Heliotroop (1967) voor Willem Breuker. We zien een lineaire notatie waar de musici besluiten dat een bolletje een slag betekent. Maar ook de dikte van een lijn wordt besproken. Blijkbaar is de bezetting in eerste instantie niet duidelijk, gezien het feit dat ze besluiten dat niet iedere muzikant alle figuren in een cluster probeert te spelen maar dat iedereen afwisselend er slechts vier speelt, zodat het overzichtelijk blijft. Toch bevat deze partituur veel aanknopingspunten waardoor Dramm spreekt van een geleide improvisatiestuk. Later in de film wordt het bijvoorbeeld duidelijk dat de bovenste lijn altijd de solist aangeeft, dat elke balk tien, vijftien seconden duurt en je het van links naar rechts leest.
Mooi is om te zien hoe ze improviseren met hun (muziek)instrumenten om de aanwijzingen te verbeelden, en te horen hoe een toetsenbord (van een rekenmachine?) soelaas biedt. Wat erg interessant is dat je aan de muziek bijna kunt horen hoe de partituur eruit ziet, wat zou kunnen aangeven dat het ensemble een goede verbeeldingslag gemaakt heeft maar ook dat de partituur in zijn grafische weergave, behalve noteert ook, of misschien vooral, iets verbeeldt.

Louis Andriessen, Paintings

Heel anders van sfeer is niet alleen de notatie van de 21-jarige Andriessen maar ook de sfeer en de sound. Het gaat hier om Paintings, voor de eerste keer uitgevoerd in 1961 tijdens een van de eerste beruchte concerten van het Mood Engeneering Society, opgericht door Willem de Ridder, Mischa Mengelberg en Peter Schat. De bezetting was aangeven: aanvankelijk voor dwarsfluit en piano, later voor blokfluit en piano en bestaat uit vijf stukken. De notatie ziet er nog het meest uit als een soort tekeningen waarvan die voor de piano bestaat uit abstract veelal verticale grafische symbolen en die van de fluitist met sierlijke halen. Ten opzichte van het stuk van Rob du Bois is de muzikant hier veel meer op zichzelf aangewezen omdat er veel minder aangegeven wordt, maar volgens Henry Kelder, de pianist, geeft dat tegelijkertijd veel meer vrijheid. Er kunnen meer elementen als instrumenten gebruikt worden, schroevendraaiers, met glas langs de snaren etc. De partituur kan in ieder gewenste richting gelezen worden, van onder naar boven lezen maar ook andersom. Over de grafische weergave zegt Kelder dat in zijn interpretatie de verticale balkjes korte clusters aangeven, een liggend balkje een langere noot, de hoogte of laagte op de bladspiegel corresponderen met de hoogte of laagte van een noot en een kader het wisselen van een pedaal. Verder kan de fluitist best nog bezig zijn op pagina 1 terwijl de pianist al op pagina 5 bezig is.

Wat opvallend voor alle stukken is hoe de partituur gevolgd wordt. Logischerwijs zou dat met de afbakening van tijd te maken moeten hebben. Anders zou een stuk namelijk eindeloos doorgaan. Zoals een schilderij afgebakend is door het kader zo is de muziek afgebakend door de tijd. Verder doet een uitvoering me een beetje denken aan het natekenen/schilderen van een versie van een tekening/schilderij, gevoelsmatig lijkt het alsof je de beweging of gebaren terughoort in de muziek. Hoe meer er werd uitgelegd ik me verdiepte in de concepten van de stukken, hoe meer affiniteit ik ermee kreeg en hoe meer nuances ik hoorde. Natuurlijk is dat een open deur, maar toch heeft het me verrast. Daarnaast geeft de uitvoering een ziel aan een stuk waardoor het gaat leven en blijkt er meer overeenkomst in visuele en de muzikale uiting dan dat je in het eerste instantie zou denken.

Uitgezonden op 10 oktober 2015, 22.30 uur. Raphaela Danksagmüller (blokfluit/duduk), Joost Buis (trombone, lapsteel gitaar), Henry Kelder (piano), Christiaan Saris (percussie).

door: Zsa Zsa Linnemann

bron: www.vpro.nl/vrije-geluiden/specials/Festivals/WeeshuisNederlandseMuziek.html

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.