De opzet van de workshop van Dramm was om samenwerkingsmogelijkheden tussen componisten/musici en ontwerpers te verkennen, met twee doelen in het vizier. Een ervan is MKM* uit de niche te halen voordat deze door vergrijzing uitsterft, en het daarmee samenhangende erfgoed verdwijnt. Het andere is om iets toe te voegen aan de zich van formats bedienende ontwerpcultuur binnen de alsmaar uitdijende media.
Om met het eerste te beginnen constateer ik dat noise-componisten, overigens net zoals hackers, veelal opereren in een introverte undergroundcultuur met de daarbij behorende trots: kin omhoog en spreken in een onbegrijpelijke taal. Het boek Noise Water Meat van Douglas Kahn1, een naslagwerk over de ontwikkeling van muziek in combinatie met kunst vanaf begin twintigste eeuw, is heel informatief en interessant, maar praktisch onleesbaar. Ik kan me vergissen, maar blijkbaar behoor ik als ontwerper met een aantal jaren conservatoriumachtergrond niet tot de doelgroep, terwijl ik in verband met mijn onderzoek toch extreem geïnteresseerd ben. Dit is significant voor de manier waarop de huidige noise-cultuur blijkbaar vooral in gesprek is met zijn eigen parochie. Om het genre levend te houden zal het ontsloten moeten worden voor een breder publiek.
Grafische toepassingen binnen audiovisueel lijken hiervoor heel geschikt omdat die ontworpen en geconsumeerd worden voor en door de massa. Jammer genoeg maken juist deze toepassingen vaak gebruik van kant-en-klare ‘formats’ – een klinkende boodschap in combinatie met makkelijk in het gehoor liggende mainstream-muziek, beschikbaar gesteld middels daarvoor opgezette databases. Misschien valt er wat te leren van film, theater of dans. Disciplines die veel vanzelfsprekender gebruik maken van MKM of de samenwerking met een componist opzoeken en de meerwaarde ervan kennen en gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan David Lang – een componist die inmiddels bekend is bij een mainstream-publiek – wiens muziek is gebruikt bij La Grande Bellezza (2013) van Paolo Sorrentino, of aan Dansgroep Amsterdam die de samenwerking opzocht met David Dramm (2008).
Wanneer het huidige discours over muziek in combinatie met media afgespeurd wordt komen er twee namen langs die dit gebied markeren. Opvallend is dat ze allebei een nogal nerderige benadering hebben, dus of ze direct soelaas bieden voor wat ik het ‘format’-denken noem binnen de huidige ontwerpcultuur is de vraag, maar ze zijn een verademing in hun eigenzinnigheid.
Kunstenaar/onderzoeker Joost Rekveld, oud-student van de Interfaculteit, theoretiseert aan de hand van geluid. Een van zijn recente(?) onderzoeken gaat over hoe frequenties omgezet kunnen worden naar beeld. Daarbij laat hij een computer impulsen sturen naar een metalen plaat waarop zand gestrooid is. De trillingen van de plaat zorgen voor het ontstaan van prachtige (symmetrische) tekeningen (patronen). Met betrekking tot mijn onderzoek constateer ik natuurlijk dat geluid nog geen muziek is, en dat ook niet alle geluid noise is, maar menig ontwerper zou inspiratie kunnen putten uit dit feitelijk basale experiment dat een directe link legt tussen geluid en de schoonheid van het beeld dat dit oplevert.
Daarnaast hebben we Remko Scha, van oorsprong computerlinguïst, die de basis van computertaal onderzoekt. Scha provoceert schertsend over de huidige stand van zaken binnen kunst, muziek en medialand aan de hand van alter ego Harry. In zijn provocatie bevestigt hij mijn observaties over dit landschap: we zijn lui, we denken in ‘formats’, to hell with it. Harry is namelijk een monotone computerstem die teksten voordraagt over hoe de mens maar beter in het maakproces van kunst, muziek of radio uitgeschakeld kan worden: ‘Get the humans out of the loop’. Harry vind dat dit maakproces beter toebedeeld kan worden aan computers. In Radio for Everybody zegt hij kort samengevat het volgende: op algoritmes gebaseerde computerkunst is superieur aan kunst gemaakt door menselijke kunstenaars, want computers worden niet gedwarsboomd door conventies of door persoonlijk of financieel gewin. Computers onderzoeken op een systematische manier hun zoekgebieden waardoor een interessante en gevarieerde output wordt gegenereerd. De conclusie van het stuk is dat computers kunst kunnen maken die de mens niet maken kan, misschien niet altijd mooi maar wel interessanter.2
Onderwijs
In navolging van Scha is de vraag gewettigd hoe het komt dat de meeste hogescholen en kunstacademies geen geluid of muziektoepassingen aan grafisch ontwerpers doceren. Gezien het feit dat geluid bij audiovisuele media de helft van het verhaal is, lijkt me dit geen overbodige luxe en is hier sprake van een lacune in het onderwijs. Multimedia is meer dan alleen beeld in actie. Zijn er überhaupt opleidingen die dit wèl doen? Wanneer het niet wordt onderwezen trekt de avantgarde zich terug. Op de Interfaculteit in Den Haag was volgens mijn coach Deanna wel aandacht voor de link tussen beeld en geluid. Inmiddels is de Interfaculteit vooral bezig met geluid/muziek in combinatie met techniek, electronica e.d. Componist Taco Stolk, ook directeur van dit transmediale instituut, kan hier misschien meer over vertellen.
Sonologie en debat
Om te weten waar de schoen wringt zullen we de juiste vragen moeten gaan stellen en ook moeten gaan praten met de huidige recensenten op het gebied van MKM en sonologie. Hoe kijken bijvoorbeeld geluidskunstenaar Gert Jan Prins en componist David Dramm aan tegen de geïsoleerde positie van MKM? Dramm met zijn intrinsieke belangstelling voor visuele kunsten kan een bijdrage leveren aan het debat over een mogelijke samenwerking met ontwerpers, en ruisspecialist Prins heeft al jaren geleden zijn fascinatie voor kortegolfradio weten te vangen in beeld en deze middels tv-monitoren toegevoegd aan zijn performances.
Het zal interessant zal om te horen wat het standpunt hierin is van een instituut als STEIM (the Studio for Electro-Instrumental Music). Vinden zij dat ze avantgarde moeten blijven? Een instituut dat specialistische oplossingen aanbiedt aan makers van hun eigen muziekinstrumenten, zal niet gecharmeerd zijn van de wereld van de ‘formats’. Veel elektronische kunstenaars vonden bij STEIM inspiratie, en het feit dat er recentelijk ook DJ’s en VJ’s en visuele kunstenaars naar STEIM zijn gekomen om gebruik te maken van hun gedachtengoed, kan gewicht in de schaal leggen. Juist omdat zij STEIM zowel een bredere lokale als een internationale functie heeft en ook het Concertgebouw en Muziekgebouw aan het IJ inmiddels lijden aan het ‘format’-syndroom met hun voor elk-wat-wils-programmering.
The look and feel of sound design. Commercie en kritiek in één beweging?
Voorheen waren de hoezen van grammofoonplaten, tapes en cd’s effectieve middelen om te communiceren met de doelgroep. De muziekindustrie zette vaak vooraanstaande ontwerpers en kunstenaars in om met hun prachtige ontwerpen de verkoop te stimuleren. Ontwerp kan een krachtig PR-middel zijn, is zelf razend populair en kan voor meer ingezet worden dan alleen maar de verkoop van broodjes.
Welke middelen zijn in deze tijd geschikt om met de doelgroep te communiceren gezien het feit dat muziek nu voornamelijk d.mv. digitale dragers zijn publiek moet zien te vinden? Moeten we de digitale dragers van een identiteit voorzien? Florian Cramer, lector nieuwe media bij het 010 Kenniscentrum, lijkt het een goed idee om SoundCloud onder handen te nemen, en kwam aandragen met een in het oog springend verpakkinghoesje van Throbbing Gristle dat tegelijkertijd drager is van zijn 1-bits-symfonie.
Bestaat er zoiets als kritisch sound-design? Design dat met een ander doel gemaakt wordt dan te verkopen of te consumeren? Wat is er in dit veld te vinden waar we als ontwerpers van kunnen leren? Wanneer ik om mij heen kijk bij de Dutch Design-week komen na goed zoeken een aantal eigenzinnige producten voorbij: Do-it-yourself elektronische muziekinstrumenten die er dan toch zo lekker uitzien dat je ze zou willen eten en een IT-jongen die een danser daadwerkelijk laat bewegen op zijn eigen hersensignalen en toch zegt dat je niet alles moet geloven wat je ziet. Ik doe een oproep aan ontwerpers die al een visie hebben over dit veld, er is werk aan de winkel.
Wijlen componist Boehmer, destijds voorzitter van BUMA Stemra, merkte namelijk al jaren geleden op dat het publiek in Nederland dat naar MKM of eigentijdse muziek luistert, uit niet meer dan duizend mensen bestaat.Hij zag met afgrijzen hoe bij iedere stap in de ontwikkeling van iPods de industrie deze muziek nog goedkoper wilde hebben. ‘Waar vroeger muziek, denk bijv. aan een concert, een dienstverlening was, is muziek getransformeerd tot een marktwaar’. Boehmer zag het met schrik als zijn taak om de muziek te beschermen, niet te veranderen3. Dus als het over het bewaken van een cultureel erfgoed gaat is de nood aan de man.
Wanneer we ervan uitgaan dat bij het genoemde aantal van duizend mensen niet een wat toegankelijker genre als minimal music gedekt wordt, dat met Philip Glass en Steve Reich als koplopers een relatief groot publiek weet te bereiken, en met Simeon ten Holt en zijn ‘Canto Ostinato’ ook een redelijke bekendheid onder het Nederlandse publiek geniet, zie ik een lichtpuntje aan de horizon. Dit is een begin, een ingang waar ontwerpers de ruimte van de MKM zouden kunnen betreden. Want oefening baart kunst. Hoe meer MKM of noise beluisterd wordt, hoe interessanter het wordt. Het lijkt wel kunst. Om het voorbeeld van Alex Ross, auteur van The Rest is Noise aan te halen: aangezien ongeveer iedere ontwerper de druipschilderijen van Pollock kent wordt het hoog tijd dat deze ook leert luisteren naar de Sacre du Printemps van Strawinsky en niet gelijk onrustig op zijn stoel begint te schuiven3. Waaraan ik zou willen toevoegen: Collega’s en toekomstige ontwerpers! let’s rock!!
Door Zsa Zsa Linnemann
Met dank aan Deanna voor het inspirerende gesprek.
* Voor het gemak zal ik in de rest van het artikel de afkorting MKM gebruiken, waarmee ik dus modern-klassiek of eigentijdse muziek of noise bedoel.
1 Walter Kahn, Noise, Water, Meat – A History of Voice, Sound, and Aurality in the Arts (The MITT Press, 2001), ISBN: 9780262611725
2 http://iaaa.nl/radio/manifesthh.html
3 http://studiozenz.nl/master/konrad-boehmer-zombies-en-fudumentalisten/ en de documentaires die gepublicerd zijn op https://vimeo.com/
4 Alex Ross, The rest is Noise (uitgeverij Picador New York, 2007) ISBN-13: 978-0-312-42771-9, ISBN-10: 0-312-42771-9. Op de cover van de nederlandse vertaling De rest is lawaai (AMBO, Amsterdam) wordt dit voorbeeld aangehaald om de discrepantie aan te geven tussen de bekendheid van moderne kunst en modern klassieke muziek.