De workshop van componist Dramm in Splendor (Amsterdam), die ik afgelopen november cureerde, had ik in het leven geroepen om samenwerkingsmogelijkheden tussen componisten/musici en ontwerpers te verkennen, met twee doelen in het vizier. Een ervan is modern-klassieke of eigentijdse muziek (MKM)* uit de niche te halen voordat deze door vergrijzing uitsterft, en het daarmee samenhangende erfgoed verdwijnt. Het andere is om een nieuw elan toe te voegen aan de zich van formats bedienende ontwerpcultuur binnen de alsmaar uitdijende media. Het was de eerste vorm van een tussenruimte zoals ik die voor ogen heb en die wat mij betreft synoniem is aan samenwerking, interactie, inspiratie, debat en overleg.
MKM en grafisch ontwerp
Door de toenemende theoretisering van de modern-klassieke muziek is dit genre ongeveer vanaf het begin van de vorige eeuw slechts toegankelijk geweest voor een kleinere groep ingewijden1. Tot het begin van de twintigste eeuw lijken er veel parallellen te lopen tussen klassieke muziek en beeldende kunst, en tot halverwege de twintigste eeuw vinden deze twee disciplines elkaar van tijd tot tijd in samenwerkingen. Der Gelbe Klang (1909) van Schönberg en Kandinsky is hier een treffend voorbeeld van, of de multimediale samenwerking voor het Poème Électronique (1958) van Edgar Varèse en LeCorbusier, waarmee het hart van veel bezoekers van de wereldtentoonstelling in Brussel gestolen was.
Mensen komen hier naar binnen en komen hier de voorstelling in, als een soort processie. Maakte de voorstelling mee van klank, kleur en licht. Het zijn archaïsche beelden, bijna reliëfachtig. De relatie tussen de beeldenwereld van LeCorbusier en Varèse is dat Varèse exact hetzelfde deed met geluid. Je hoorde uitgesneden klanken die op de rand staan van het herkenbare. Zo’n klank verschijnt, je kunt denken dat het een kind is dat huilt, of je hoort een schreeuw of Gregoriaans gezang, maar het is zo kort dat het een uitsnede is. Het is geen lopend verhaal.
Daarna lijken de disciplines elkaar meer en meer uit het oog te verliezen, terwijl bijvoorbeeld uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat de samenwerking van MKM en ontwerp enthousiaste reacties opleverde bij bezoekers, kunstenaars en opdrachtgever Philips. Componist Dick Raaijmakers raakt er niet over uitverteld2.
Daarnaast constateer ik dat de hedendaagse (noise-)componisten, overigens net zoals hackers, veelal opereren in een introverte undergroundcultuur, met de daarbij behorende trots: kin omhoog en spreken in een voor de leek onbegrijpelijke taal. Het boek Noise Water Meat van Douglas Kahn3, een naslagwerk over de ontwikkeling van modern-klassieke muziek tot noise in combinatie met kunst vanaf het begin van de twintigste eeuw, is heel informatief en interessant, maar praktisch onleesbaar. Ik kan me vergissen, maar blijkbaar behoor ik als ontwerper met een aantal jaren conservatoriumachtergrond niet tot de doelgroep, terwijl ik in verband met mijn onderzoek toch extreem geïnteresseerd ben. Dit is significant voor de manier waarop de huidige noise-cultuur blijkbaar vooral in gesprek is met zijn eigen parochie.
Wijlen componist Konrad Boehmer, destijds voorzitter van BUMA Stemra, heeft al jaren geleden opgemerkt dat het publiek in Nederland dat naar MKM of eigentijdse muziek luistert, uit niet meer dan duizend mensen bestaat. Hij zag met afgrijzen hoe bij iedere stap in de ontwikkeling van iPods de industrie de muziek nog goedkoper wilde hebben. ‘Waar de muziek vroeger, denk bijv. aan een concert, een dienstverlening was, is zij getransformeerd tot een marktwaar’. Boehmer zag het met schrik als zijn taak om MKM te beschermen, niet te veranderen4. Dus als het over het bewaken van een cultureel erfgoed gaat is de nood aan de man en zal MKM ontsloten moeten worden voor een breder publiek. Deze waarnemingen hebben mij gebracht tot de vraag wat de betekenis van ontwerp is, of kan zijn voor MKM.
Grafische toepassingen binnen audiovisueel lijken hiervoor heel geschikt, omdat die ontworpen en geconsumeerd worden voor en door de massa. Jammer genoeg maken juist deze toepassingen vaak gebruik van kant-en-klare ‘formats’ – een klinkende boodschap, in combinatie met makkelijk in het gehoor liggende mainstream-muziek, beschikbaar gesteld middels daarvoor opgezette databases. Het ziet er naar uit dat we de taak van de grafisch ontwerper – effectieve communicatie – wel erg ver doorgevoerd hebben; formules, waarvan de ontwerper als maker maar ook als consument weet dat het werkt. Total Design heeft ons dat goed voorgedaan en het is lang geleden dat ik een indringende boodschap als die van Beeke langs heb zien komen.
Boodschappen waarvan je zou denken dat ze een minder commerciële insteek zouden (moeten) hebben vallen ook vaak terug op dit mechanisme, commercie is inmiddels overal. Sinds het subsidiebeleid in 2011 omviel nemen musea voor hedendaagse kunst minder risico’s dan voorheen, hetgeen ten koste gaat van de experimenteerdrift in wat er wordt gebracht en hoe het gebracht wordt. Ook zij bedienen zich inmiddels van de gepolijste reclameboodschappen om hun producten aan de man te brengen. Het maakt voor je beleving niet meer uit of je een website voor je neus hebt van Het Stedelijk Museum, De Bijenkorf, Zeeman, FaceBook of SoundCloud. Wat dat betreft zouden grafische toepassingen binnen de media net zo goed een boost kunnen gebruiken, hetgeen me op de vraag brengt of, en wat, MKM vice versa voor ontwerp zou kunnen betekenen.
Wat kunnen we daarin leren van film, theater of dans? Disciplines die veel vanzelfsprekender gebruik maken van MKM, of de samenwerking met een componist opzoeken en de meerwaarde daarvan kennen en gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan David Lang – een componist die inmiddels bekend is bij een mainstream-publiek – wiens muziek is gebruikt bij La Grande Bellezza (2013) van Paolo Sorrentino, of aan Dansgroep Amsterdam die de samenwerking opzocht met David Dramm (2008). En hoe komt het dat we bij Hollywoodfilms moeiteloos naar de complexe akkoorden van Schönberg kunnen luisteren?5
Spelers in het veld
Welke spelers zijn of waren er actief op dit terrein? Wanneer het huidige discours over muziek in combinatie met media afgespeurd wordt, komen er een paar namen langs die dit gebied markeren. Om te beginnen die van Remko Scha, die van oorsprong computerlinguïst is, en de basis van computertaal onderzoekt. Scha provoceert schertsend over de huidige stand van zaken binnen kunst, muziek en medialand aan de hand van alter ego Harry. In zijn provocatie bevestigt hij mijn observaties over dit landschap: we zijn lui, we denken in ‘formats’, to hell with it. Harry is namelijk een monotone computerstem die teksten voordraagt over hoe de mens maar beter in het maakproces van kunst, muziek of radio uitgeschakeld kan worden: ‘Get the humans out of the loop’. Harry vindt dat dit maakproces beter toebedeeld kan worden aan computers. In Radio for Everybody zegt hij kort samengevat het volgende: op algoritmes gebaseerde computerkunst is superieur aan kunst gemaakt door menselijke kunstenaars, want computers worden niet gehinderd door conventies of door het streven naar persoonlijk of financieel gewin. Computers onderzoeken op een systematische manier hun zoekgebieden waardoor een interessante en gevarieerde output wordt gegenereerd. De conclusie van het stuk is dat computers kunst kunnen maken die de mens niet maken kan, misschien niet altijd mooi maar wel interessanter.6
In navolging van Scha is de vraag gewettigd hoe het komt dat de meeste hogescholen en kunstacademies geen geluid of muziektoepassingen aan grafisch ontwerpers doceren. Gezien het feit dat geluid bij audiovisuele media de helft van het verhaal is, lijkt me dit geen overbodige luxe en is hier sprake van een lacune in het onderwijs. Multimedia is meer dan alleen beeld in actie. Zijn er überhaupt opleidingen die dit wèl doen? Zo ja, op welke manier dan? Wanneer het niet wordt onderwezen trekt de avantgarde zich terug.
De Interfaculteit ArtScience in Den Haag had oorspronkelijk de in deze contex betekenisvolle naam Interfaculty of Image and Sound van zijn oprichters Frans Evers en Dick Raaijmakers gekregen. Zij was namelijk ingebed in zowel de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten als het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, maar werkte ook nauw samen met de Academy for Creative and Performing Arts en de masteropleiding Media Technology van de Universiteit Leiden. Tegenwoordig afficheert de opleiding zich als volgt: ‘ArtScience offers a four-year bachelor’s and a two-year master’s programme in an interdisciplinary learning environment where you are stimulated to create your own media of expression’. Gezien de tentoonstelling in Paradiso in juni 2015, ter gelegenheid van 25 jaar Interfaculteit, ziet het ernaar uit dat de Interfaculteit tegenwoordig vooral bezig is met geluid/muziek in combinatie met techniek, electronica e.d.
Edwin van der Heide en Taco Stolk zijn de huidige directieleden van de Interfaculteit. Stolk heeft zelf nog les gehad in de relatie beeld en geluid, maar staat als directeur ook een visie voor over techniek en electronica. Deze combinatie is voor ontwerpdocenten en aankomend ontwerptalent juist nù van belang, omdat electronica en het digitale aan terrein winnen binnen ontwerp.
Daarbij aansluitend vallen spelers in het veld op die een nogal nerderige benadering hebben. Of ze direct soelaas bieden voor wat ik het ‘format’-denken noem binnen de huidige ontwerpcultuur is de vraag, maar ze zijn een verademing in hun eigenzinnigheid, en ze maken duidelijk dat wanneer we denken aan ontwerpmogelijkheden we verder moeten kijken dan onze neus lang is.
Kunstenaar/onderzoeker Joost Rekveld is zo iemand. Een van zijn onderzoeken in 2009 gaat over hoe frequenties omgezet kunnen worden naar beeld. Daarbij laat hij een computer impulsen sturen naar een metalen plaat waarop zand gestrooid is. De trillingen van de plaat zorgen voor het ontstaan van prachtige (symmetrische) tekeningen (patronen)7. Met betrekking tot mijn onderzoek constateer ik natuurlijk dat geluid nog geen muziek is, en dat ook niet alle geluid noise is, maar menig ontwerper zou inspiratie kunnen putten uit dit feitelijk basale experiment, dat een directe link legt tussen geluid en de schoonheid van het beeld dat dit oplevert.
Sonologie en debat
Het zal interessant zijn om te horen wat het standpunt hierin is van een instituut als STEIM (the Studio for Electro-Instrumental Music). Vinden zij dat ze avantgarde moeten blijven? Een instituut dat specialistische oplossingen aanbiedt aan makers van hun eigen muziekinstrumenten, zal niet gecharmeerd zijn van de wereld van de ‘formats’. Veel elektronische kunstenaars vinden bij STEIM inspiratie. Het feit dat er recentelijk ook DJ’s en VJ’s en visuele kunstenaars naar STEIM zijn gekomen om gebruik te maken van dit gedachtengoed, kan gewicht in de schaal leggen. Juist omdat STEIM zowel een bredere lokale als een internationale functie heeft, en ook het Concertgebouw en Muziekgebouw aan het IJ inmiddels lijden aan het ‘format’-syndroom, met hun voor elk-wat-wils-programmering.
Inspiratiebronnen
Wanneer ik nadenk over de vraag wat het belang is van MKM voor ontwerp verwijs ik maar al te graag naar het feit dat voorheen hoezen van grammofoonplaten, tapes en cd’s effectieve middelen waren om te communiceren met de doelgroep. Welke ontwerper liep niet warm voor zo’n opdracht! De muziekindustrie zette vaak vooraanstaande ontwerpers en kunstenaars in om met hun prachtige en/of uitdagende ontwerpen de verkoop te stimuleren, en het is duidelijk dat de muziekindustrie er wel bij gevaren heeft. Ontwerp kan een krachtig PR-middel zijn, wint als medium sinds de opkomst van de nieuwe media alleen maar aan populariteit, en kan voor meer ingezet worden dan alleen maar de verkoop van broodjes.
Als ontwerper heb ik zelf jaren de hoes van Never Mind the Bollocks van de Sex Pistols op mijn bureau gehad. De frisheid en het schijnbare gemak dat van het ontwerp uitging representeerde een soort ideale mindset voor me, en ik vergeet niet makkelijk hoe Stefan Sagmeister het gezicht van Lou Reed gebruikte als canvas.
Malcolm McLaren en Vivienne Westwood zou ik in hun anarchistische benadering als schoolvoorbeeld kunnen aandragen van hoe ontwerp en tegendraadse muziek, fun en experiment elkaar wederzijds kunnen voeden om tot een groot succes uit te groeien.
Rond de boetiek van Westwood, waarvoor zij o.a. gescheurde t-shirts met choquerende teksten maakte, ontstond onder invloed van McLaren al snel een subcultuur, waarvan de massale navolging uitmondde in de punkstroming. McLaren had al eerder geoefend als manager van de gitaarrockband The New York Dolls, waarvan de bandleden met hun lange haren eruit zagen als hippies. De Dolls waren niet de beste muzikanten, maar door hun energieke en enthousiaste speelstijl viel hun gebrek aan talent niet echt op … hun gitaarspel werd zelfs omschreven als het geluid van een grasmaaier1, een inzicht dat McLaren terug in Londen goed van pas zou gaan komen. Westwood experimenteerde toen al met roodplastic bondage-achtige kleding en door de situationistische ideeën van McLaren werden de Dolls later gekwalificeerd als pre-punkband. Terug in Londen heeft het ontwerper-kunstenaarduo dit concept aangepast en losgelaten op een band die was samengesteld uit personeel en klanten van hun boetiek, die inmiddels SEX heette. De Sex Pistols, waarvan de naam ook al werd bedacht door McLaren, werden wereldberoemd. Het imago van de Sex Pistols vond navolging door vele bandjes die bekend werden onder de punkstroming die volgde.
McLaren en Westwood hadden niet alleen een band bedacht met een identiteit, maar ook een muziekstroming inclusief imago uitgevonden, en experimentele mode ontworpen die zich ontwikkelde tot couture. McLaren wees partner in crime Jamie Reid aan, die met zijn wilde knip- en plakletters – het liefst zoveel mogelijk stijlen door elkaar gebruikend – tot een nieuwe experimentele typografische benadering kwam, en daarmee ook het grafisch ontwerp een nieuwe richting gaf.
Wat staat ons ter beschikking? Digitaal, elektronica en identiteit
Welke middelen zijn in deze tijd geschikt om met de doelgroep te communiceren, gezien het feit dat muziek nu voornamelijk d.m.v. digitale dragers zijn publiek moet zien te vinden? Moeten we de digitale dragers van een identiteit voorzien? Florian Cramer, lector nieuwe media bij het 010 Kenniscentrum, lijkt het een goed idee om SoundCloud onder handen te nemen, en kwam aandragen met een in het oog springend verpakkinghoesje van Tristan Perich, dat tegelijkertijd drager is van hun 1-bits-symfonie. Dit laatste voorbeeld illustreert de effectiviteit van innovatief ontwerp en technologie in combinatie van muziek.
Bestaat er nog zoiets als kritisch sound-design? Design dat met een ander doel gemaakt wordt dan te verkopen of te consumeren? Wanneer ik om mij heenkijk bij de Dutch Design-week, dringt de vergelijking met een huishoudbeurs zich aan me op, terwijl ik innovatief ontwerponderzoek verwacht. Na goed zoeken komen er desondanks een aantal eigenzinnige producten voorbij: Do-it-yourself elektronische muziekinstrumenten, die er dan toch weer zo lekker uitzien dat je ze zou willen eten, en een IT-jongen die een danser daadwerkelijk laat bewegen op zijn eigen hersensignalen en toch zegt dat je niet alles moet geloven wat je ziet. Ik doe een oproep aan ontwerpers die al een visie hebben over dit veld, er is werk aan de winkel.
Tussenruimte
Samenwerking en tussenruimte hebben voor mij een innige relatie. Een plek waar componisten als ontwerpers – het liefst in één ruimte – te vinden zijn om te experimenteren, elkaar inspireren en van elkaar leren. Andy Warhol bijvoorbeeld had door middel van zijn kunst namelijk niet alleen de kracht van de consumentenmarkt met veel humor in beeld gebracht, maar wendde deze vervolgens uit de losse pols aan voor de verkoop van de experimentele muziek van de Velvet Underground. Het is niet moeilijk om in dit verband zijn initiatief The Factory te zien als een vruchtbare broedplaats. En wanneer we het punksprookje van McLaren en Westwood nader bekijken, blijkt hun winkel SEX op Chelsea Road ook een cruciale rol gespeeld te hebben. Op beide plekken werd er gecreëerd, gedebatteerd en geïtereerd. De voorbeelden zijn duidelijk, een tussenruimte kan van alles zijn: een winkel, een fabriek, een galerie, maar ook een website of een database of, als je niks voorhanden hebt maar toch onderzoek wilt doen, dan ben je het zelf. Is een ontwerper eigenlijk niet altijd een tussenruimte? Je stopt er wat in, bijvoorbeeld een vraag, er vind een proces plaats, welk dan ook, en er komt wat uit. Hoe dan ook, die tussenruimte maak jezelf: De Tussenruimte.
Partners?
Splendor is opgericht door vijftig bevriende topmusici vanuit alle muziekgenres. Over zichzelf zeggen ze dat ze een ontmoetingsplek zijn, een club, een werkplek, een muzikaal laboratorium en nog veel meer. Dat ‘meer’ blijkt uit de eerste ontmoeting die ik er geënsceneerd had tussen mijn clubje masterstudenten, bestaande uit een aantal grafische, multimediale ontwerpers, een stedenbouwkundig ontwerper en een programmeur, en componist Dramm. Voor mij was dat de eerste vorm die een tussenruimte zou kunnen aannemen. Om te weten te komen hoe ontwerpers zouden omgaan met MKM had ik David Dramm gevraagd om een playlist te maken, naar aanleiding waarvan de ontwerpers een partituur of een visualisatie zouden ontwerpen. Tijdens de lezing gaf Dramm in heldere bewoordingen weer wat visuele kunsten voor hem betekenen en hoe die zich verhouden tot zijn composities. Uit de geïnspireerde en experimentele werken die de ontmoeting opleverde bleek dat componisten en ontwerpers elkaar buitengewoon goed verstaan, beter dan ze gedacht hadden, en dat ze er zelfs dezelfde conceptuele overwegingen in hun werkwijzen op na hielden, zelfs als de ontwerper niet eerder kennis gemaakt had met het werk van de componist. Opvallend was ook dat de ontwerpen heel verschillende van aard waren, van sfeerinterpretaties met een tijdlijn tot een plattegrond die de muzikale routes verbeeldt of een algoritmische benadering die terugvertaald kan worden naar de muziek. Zo bezien is er geen enkele reden waarom er geen sprake zou zijn van samenwerking tussen deze twee disciplines: het levert spannend werk op dat ‘op elkaar reageert’ en dat barst van de mogelijkheden. De ontmoeting was zo succesvol dat de ontwerpers wilden weten waar het stuk van David verkrijgbaar was, terwijl ze voor de lezing niet naar het genre luisterden, en dat ze zich realiseerden dat MKM gewoon een vorm van kunst is en als dusdanig te benaderen en te begrijpen is.
Er van uitgaande dat Konrad Boehmer van BUMA Stemra bij het door hem genoemde aantal van duizend luisteraars naar MKM niet een wat toegankelijker genre als minimal music bedoelde, dat met Philip Glass en Steve Reich als koplopers een relatief groot publiek weet te bereiken, en met Simeon ten Holt en zijn ‘Canto Ostinato’ ook een redelijke bekendheid geniet onder het Nederlandse publiek, zie ik een lichtpuntje aan de horizon. Dit kan een begin zijn, een ingang waar ontwerpers de ruimte van de MKM zouden kunnen betreden. Want oefening baart kunst. Hoe meer MKM of noise beluisterd wordt, des te interessanter het wordt. Het lijkt wel kunst. Om het voorbeeld van Alex Ross, auteur van The Rest is Noise aan te halen: aangezien ongeveer iedere ontwerper de druipschilderijen van Pollock kent, wordt het hoog tijd dat deze ook leert luisteren naar de Sacre du Printemps van Strawinsky en niet gelijk onrustig op zijn stoel begint te schuiven8. Waaraan ik zou willen toevoegen: Collega’s en toekomstige ontwerpers! let’s rock!!
Door Zsa Zsa Linnemann
* Voor het gemak zal ik in de rest van het artikel de afkorting MKM gebruiken, waarmee ik dus modern-klassiek of eigentijdse muziek of noise bedoel.
1 Robert Worby, Crackle goes pop: how Stockhausen seduced the Beatles (2015, 2015) http://www.theguardian.com/music/2015/dec/26/beatles-revolution-9-stockhausen-hymnen-avant-garde-pop?CMP=share_btn_tw
2 Willem Hering, Hank Onrust, Het elektronisch gedicht, Edgar Varèse in Nederland, (1998, 2015) https://youtu.be/5a62bF50oIA?t=9m24s
3 Walter Kahn, Noise, Water, Meat – A History of Voice, Sound, and Aurality in the Arts (The MITT Press, 2001)
4 Henk Lamers, Jeanne deBont, Zombies en Fundamentalisten (2010, 2015). Alle delen zijn verzameld op mijn blogpagina: http://studiozenz.nl/master/konrad-boehmer-zombies-en-fudumentalisten/. De documentaire is oorspronkelijk in delen gepubliceerd op https://vimeo.com/.
5 Alex Ross, The rest is Noise, Epilogue, p.589 (uitgeverij Picador New York, 2007 )
6 Huge Harry, Institute of Artificial Art Amsterdam, Radio for Everyone, A Computer’s Reflections on the Future of Broadcasting (1999, 2015) http://iaaa.nl/radio/manifesthh.html [Published in: Michael Fahres and Othmar Schimmel: Soundscapes be)for(e 2000. Amsterdam: Centre for Electronic Music, 1999, pp. 43-46.]
7 Impakt Festival, Impakt: Joost Rekveld, #37, Event (2009, 2015) https://www.youtube.com/watch?v=QVCp5OpPGA4
8 Alex Ross,The rest is Noise (uitgeverij Picador New York, 2007). Op de cover van de nederlandse vertaling De rest is lawaai (AMBO, Amsterdam) wordt dit voorbeeld aangehaald om de discrepantie aan te geven tussen de bekendheid van moderne kunst en modern klassieke muziek.
Concept voor ontwerp database-website
Uit het bovenstaand artikel volgt dat een community-blog, om met ontwerpers en componisten/musici in contact te komen, voorlopig een aangewezen plek is om te publiceren. Al langer loop ik met het idee van een database-website rond, waar componisten en ontwerpers hun muziek en media-ontwerpen kwijt kunnen, zodat ze elkaar ook beter kunnen bereiken. D.w.z. elkaars werk zien en met elkaar in contact kunnen komen. Zo’n website beschouw ik in opzet als een tussenruimte waar ik in mijn artikel gewag van maak. Idealiter krijgt het de uitstraling van een podium, en dat het werkt als een club, blog en een plek waar experiment zichtbaar wordt. In die zin is het dus ook een manier om na te denken over hoe een identiteit voor MKM eruit ziet zodat zowel musici als ontwerpers zich uitgenodigd en uitgedaagd voelen.
Voor de uitvoering ervan moet ik nadenken of WordPress-blogs wel geschikt zijn. Er moeten meerdere functionaliteiten bij elkaar komen waarvan ik de complexiteit moet voorleggen aan een van de programmeurs waar ik veel mee gewerkt heb. Wanneer het ontwerp eruit moet springen zal het zeker custom-made moeten worden. Ik overweeg of het contentmanagementsysteem dat we een jaar of vier terug voor mijn bedrijfje Studio ZenZ gemaakt hebben kunnen updaten.